Table for the 1 triples with object "Aalfuiken onderscheidt men in eenvleugelige (enkele aalfuik) en tweevleugelige (dubbele aalfuik). Enkelvleugelige aalfuiken hebben steeds vaste kubben. Hun afmetingen zijn geringer dan die van de tweevleugelige. De vleugel loopt met een tong voorbij de eerste hoepel tot aan de eerste instaart, welke opening door de tong in tweeën wordt verdeeld. Het lichaam heeft twee, het kubgedeelte een derde instaart. Dat kubgedeelte moet voldoende lengte hebbben, zodat ook langere exemplaren van aal of paling voor het grootste deel van hun lichaam door de laatste instaart heen is, voor ze de neus stoten aan het stropeinde van de kubbe. De dubbele aalfuik heeft twee vleugels, elk aan een der helften van de eerste hoepel vastgehecht. Vaak verbindt men deze vleugels door twee driehoekige stukken net - een van boven en een van onderen - die spits aan de hoepel beginnen, aan de onder- en bovensimmen van de vleugels bevestigd zijn en tot ongeveer de halve lengte van de vleugels reiken. De vrije rand van het onderste stuk wordt met lood bezwaard, het bovenste stuk op dezelfde plaats met kurk of hout drijvend gehouden. Behalve de vleugels onderscheidt men aan een aalfuik een lichaam en een kubbe. Bij de tweevleugelige aalfuik heeft men in de regel een losse kubbe; een snoer aan het uiteinde van het lichaam van de fuik ontvangt de voorste hoepel van de kubbe en brengt op die wijze de verbinding tot stand. Het lichaam van de tweevleugelige aalfuik heeft drie hoepels; alleen achter de twee voorste zijn instaarten of kelen bevestigd, waarvan de nauwere eindopening met vier (eerste instaart) en met twee (tweede instaart) draden, die aan de volgende hoepel vastgehecht zijn, opengehouden worden. De losse kubbe heeft vier hoepels, het toegebonden uiteinde van de kub wordt met een strop vastgemaakt aan een stok, die in de bodem van het water gestoken is [VIST, Friesland, 10]."@nl on predicate skos:scopeNote sorted by label

SubjectPredicate
ns5:aalfuikenskos:scope note