Local view for "http://nl.dbpedia.org/resource/Gilde_(beroepsgroep)"
Predicate | Value (sorted: none) |
ns3:thumbnail |
|
owl:sameAs |
|
owl:sameAs |
|
foaf:isPrimaryTopicOf |
|
owl:sameAs |
|
owl:sameAs |
|
owl:sameAs |
|
ns3:abstract |
"Een gilde was een belangenorganisatie van personen met hetzelfde beroep. Deze gilden hebben vanaf de middeleeuwen tot eind 18e eeuw bestaan.In een gilde werd kennis en ervaring uitgewisseld. Nieuwe gildeleden werden opgeleid in het vak. Na een gedegen opleiding kon een leerling erkend worden als vakman met de titel "gezel" en uiteindelijk de titel "meester" verkrijgen na het doen van de gilde- of meesterproef. Het proefstuk was in de gildebrieven vrij nauwkeurig omschreven. In De Waag in Amsterdam zijn nog de gildeproeven van de metselaars te bewonderen. In Dordrecht bestond meesterproef van het metselaarsgilde uit het bouwen van een Dordtse gevel, waarvan er nog ongeveer 50 in de stad te vinden zijn. Het gilde behartigde de belangen van de gildeleden, en beschermde hen. Vaak had een gilde het alleenrecht op het uitoefenen van het vak, wat leidde tot de zekerheid van kwaliteit van het werk, soms zelfs tot een monopolie.Er bestonden verschillende soorten gilden zoals ambachtsgilden, handels- of koopmansgilden en schuttersgilden. Ambachtsgilden bestonden uit vaklieden die allen hetzelfde ambachtelijke vak uitvoerden, zoals de: Bakkersgilde Chirurgijnsgilde (waar naast de chirurgijns de universitair opgeleide doctores medicinae en de vroedvrouwen toe behoorden) Goud- en zilversmidsgilde Kunstenaarsgilde (het Sint-Lucasgilde) Schoenmakersgilde Slagersgilde WeversgildeEen gilde had een heilige als schutspatroon, voor de timmerlieden bijvoorbeeld was dat meestal Sint Jozef. In Rooms-katholieke streken onderhield een gilde een altaar in een van de parochiekerken, gewijd aan de patroonheilige, het zogenaamde gilde-altaar.De Romeinen kenden al een soort gilden, de zogenaamde collegia. Deze kunnen gezien worden als voorlopers van de gilden en waren bonden voor een bepaalde beroepsgroep waarbij men zich vrijwillig kon aansluiten wanneer men dat beroep deed. In tegenstelling tot de middeleeuwse gilden reguleerde deze niet de concurrentie tussen de leden. Dit gebeurde pas vanaf de middeleeuwen, rond de twaalfde en dertiende eeuw. Toen verdween ook het vrijwillige karakter van de gilden.Een groot maatschappelijk nadeel van de gilden was de corrumperende werking van het monopolie. De eeuwenoude werkwijzen mochten niet vernieuwd, laat staan veranderd worden. Iemand met vernieuwende ideeën moesten dus ofwel lid worden van het gilde (en al deze ideeën dus opgeven), of een ander beroep kiezen. Landen als Frankrijk en Nederland raakten hierdoor in hun ontwikkeling in de 18e eeuw achterop vergeleken met Groot-Brittannië.Bepaalde bevolkingsgroepen mochten geen lid van een gilde worden. Bijvoorbeeld werden onechte kinderen, horigen en Joden uitgesloten. Voor Joden betekende dit dat veel beroepen in de middenstand voor hen uitgesloten waren, en dat zij zich moesten beperken tot eenvoudiger werk, of tot de geldhandel.De vergaderingen van een gilde worden een morgenspraak genoemd."@nl
|
owl:sameAs |
|
owl:sameAs |
|
owl:sameAs |
|
rdfs:label |
|
owl:sameAs |
|
owl:sameAs |
|
ns3:wikiPageID |
|
owl:sameAs |
|
ns3:wikiPageExternalLink |
|
rdfs:comment |
|
dcterms:subject |
|
foaf:depiction |
|
ns3:wikiPageExternalLink |
|
ns3:wikiPageExternalLink |
|
ns3:wikiPageExternalLink |
|
ns3:wikiPageRevisionID |
|
ns3:thumbnail |
|
owl:sameAs |
|
owl:sameAs |
|
foaf:isPrimaryTopicOf |
|
owl:sameAs |
|
owl:sameAs |
|
owl:sameAs |
|
ns3:abstract |
"Een gilde was een belangenorganisatie van personen met hetzelfde beroep. Deze gilden hebben vanaf de middeleeuwen tot eind 18e eeuw bestaan.In een gilde werd kennis en ervaring uitgewisseld. Nieuwe gildeleden werden opgeleid in het vak. Na een gedegen opleiding kon een leerling erkend worden als vakman met de titel "gezel" en uiteindelijk de titel "meester" verkrijgen na het doen van de gilde- of meesterproef. Het proefstuk was in de gildebrieven vrij nauwkeurig omschreven. In De Waag in Amsterdam zijn nog de gildeproeven van de metselaars te bewonderen. In Dordrecht bestond meesterproef van het metselaarsgilde uit het bouwen van een Dordtse gevel, waarvan er nog ongeveer 50 in de stad te vinden zijn. Het gilde behartigde de belangen van de gildeleden, en beschermde hen. Vaak had een gilde het alleenrecht op het uitoefenen van het vak, wat leidde tot de zekerheid van kwaliteit van het werk, soms zelfs tot een monopolie.Er bestonden verschillende soorten gilden zoals ambachtsgilden, handels- of koopmansgilden en schuttersgilden. Ambachtsgilden bestonden uit vaklieden die allen hetzelfde ambachtelijke vak uitvoerden, zoals de: Bakkersgilde Chirurgijnsgilde (waar naast de chirurgijns de universitair opgeleide doctores medicinae en de vroedvrouwen toe behoorden) Goud- en zilversmidsgilde Kunstenaarsgilde (het Sint-Lucasgilde) Schoenmakersgilde Slagersgilde WeversgildeEen gilde had een heilige als schutspatroon, voor de timmerlieden bijvoorbeeld was dat meestal Sint Jozef. In Rooms-katholieke streken onderhield een gilde een altaar in een van de parochiekerken, gewijd aan de patroonheilige, het zogenaamde gilde-altaar.De Romeinen kenden al een soort gilden, de zogenaamde collegia. Deze kunnen gezien worden als voorlopers van de gilden en waren bonden voor een bepaalde beroepsgroep waarbij men zich vrijwillig kon aansluiten wanneer men dat beroep deed. In tegenstelling tot de middeleeuwse gilden reguleerde deze niet de concurrentie tussen de leden. Dit gebeurde pas vanaf de middeleeuwen, rond de twaalfde en dertiende eeuw. Toen verdween ook het vrijwillige karakter van de gilden.Een groot maatschappelijk nadeel van de gilden was de corrumperende werking van het monopolie. De eeuwenoude werkwijzen mochten niet vernieuwd, laat staan veranderd worden. Iemand met vernieuwende ideeën moesten dus ofwel lid worden van het gilde (en al deze ideeën dus opgeven), of een ander beroep kiezen. Landen als Frankrijk en Nederland raakten hierdoor in hun ontwikkeling in de 18e eeuw achterop vergeleken met Groot-Brittannië.Bepaalde bevolkingsgroepen mochten geen lid van een gilde worden. Bijvoorbeeld werden onechte kinderen, horigen en Joden uitgesloten. Voor Joden betekende dit dat veel beroepen in de middenstand voor hen uitgesloten waren, en dat zij zich moesten beperken tot eenvoudiger werk, of tot de geldhandel.De vergaderingen van een gilde worden een morgenspraak genoemd."@nl
|
owl:sameAs |
|
owl:sameAs |
|
owl:sameAs |
|
rdfs:label |
|
owl:sameAs |
|
owl:sameAs |
|
ns3:wikiPageID |
|
owl:sameAs |
|
ns3:wikiPageExternalLink |
|
rdfs:comment |
|
dcterms:subject |
|
foaf:depiction |
|
ns3:wikiPageExternalLink |
|
ns3:wikiPageExternalLink |
|
ns3:wikiPageExternalLink |
|
ns3:wikiPageRevisionID |
|
All properties reside in the graph http://purl.org/collections/nl/niod/dbpedia_dump.ttl
The resource does not appear as an object
Context graph